Ajax streed tegen het groene leger uit het Noorden een heldhaftige strijd en toen de rook van Urbi’s kruisraket eenmaal was opgetrokken, bleek het 3-2 te zijn. De burcht genaamd Koppositie blijft nog minimaal een week in strijdbare Amsterdamse handen.
”Dappre strijders fier en koen. DEendracht maakt ons hecht en sterk”. Nog nooit speelde Ajax zo zeer volgens de woorden van het eigen clublied. Daar moet ik nog een beetje aan wennen. Ajax wint met vechtvoetbal. Dat is nieuw. Waar in het verleden menig Ajacied na 90 minuten met een smetteloos wit broekje van het veld stapte, daar worden tegenwoordig de loopgraven verlaten om met open vizier de opponent tegemoet te treden. Wesley Sneijder die slidings maakt. Het is weer eens wat anders. Onder Blind was er van fijne techniek en slimme tactiek nog nauwelijks sprake en dacht men ook op basis van in het verleden behaalde resultaten nog wel eens een strijdperk winnend te kunnen verlaten. Maar dat lukte niet vaak. Strijdlust kwam in het Amsterdamse woordenboek nog niet vaak voor.
Swingend, wervelend, virtuoos en weergaloos zijn woorden die je als vanzelf met het Ajaxspel in verband brengt, maar nu even niet. Onder Ten Cate is het realiteitsbesef teruggekeerd en lijkt Ajax soms meer op Feyenoord dan Feyenoord zelf. De mouwen worden opgestroopt. Geen woorden maar daden. Is dit het nieuwe Ajax? Waar al voorzichtig op 4-4-2 wordt getraind en soms zelfs mee gespeeld? Er wordt gezegd: “Als je geen vleugelspelers hebt, waarom zou je er dan nog mee spelen?” Dat is volgens mij een foute redenering en een negatieve denkwijze. Als je ze niet hebt zal je ze als de donder weer moeten opleiden. Om in de voetbalwereld weer het verschil te gaan maken. Ik hoop en denk dat dát ook de boodschap van Johan Cruijff op de Toekomst was.
Waarom kwam elke beginnende, zichzelf respecterende trainer in Amsterdam zijn blik verruimen? Omdat Ajax een niet te evenaren jeugdopleiding had, waar elk jaar legio talenten onder de lichtmasten kwamen te spelen. Menig trainer keerde terug met een stapel aantekeningen waar hij de rest van zijn carrière voldoende oefenstof uit kon halen. Ajax was anders. Ik schrijf het gemakshalve voorlopig even in de verleden tijd.
Zeker, ik geniet van de luchtafweer in de personen Stam en Vermaelen. Van de fijne techniek van Emanuelson, altijd op zoek naar een voetballende oplossing. Zijn Tomahawk dreunde door tot bovenin de Martinitoren. Maar voor mij was frontsoldaat Babel de grote held. Hij redde voor mijn gevoel de wedstrijd. Niet zozeer vanwege zijn 2 intikkers, waarvan de eerste werd voorbereid en de tweede werd afgeleid door Huntelaar. Het échte hoogtepunt was voor mij de manier waarop Ryan, na een pass door de lucht, met één vloeiende beweging zijn directe tegenstander passeerde. Er ging een warme golf van verrukking en herkenning over de tankgracht. Dát is Ajax. Dát willen we zien.
Ik vergeef Maarten Stekelenburg zijn blunder, waaruit de 1-2 ontstond. Kan een keer gebeuren. Van der Sar deed op die leeftijd niet anders. Van de verbindingstroepen is alleen Sneijder een speler waarvoor ik naar het stadion kom. Gabri was té opvallend onopvallend en Maduro heeft nog steeds de handelingssnelheid van een doorgelegen 4-daagse veteraan met te zware bepakking. Die jongen moet gewoon 2 maanden op verlof, weg van het front.
Met dit nieuwe denken bij Ajax zou ik nog wel eens een enkele wedstrijd uit een recent verleden opnieuw willen spelen. Kopenhagen thuis bijvoorbeeld. Worstelen en boven komen. Knokken tot de dood er op volgt. Het beste voetbal werd bij Ajax echter gespeeld in de tijd dat er weinig geld was en men bijna volledig was aangewezen op de jeugdopleiding. Met af en toe een slimme aankoop. Deze week werd een verlies van 6,6 miljoen bekend gemaakt. Er is dus weer hoop op een mooie en talentvolle Toekomst.
Ron Schiltmans