Het imposante boek ligt op tafel zwaar te wezen. Een dikke drie kilo voetbalnostalgie. Tot nu toe kwam ik niet verder dan ademloos doorbladeren. Op de meegestuurde acceptgiro: “Betalen binnen 14 dagen”, maar da’s logisch. Wat een carrière! Zijn indrukwekkende leven loopt als een rode draad door dat van mij. Ik werd verwekt in het jaar dat hij bij Ajax debuteerde. Het ene is, voor zover ik weet, geen vreugdevol gevolg van het ander. Zijn onnavolgbare passeerbewegingen, passes en onverwachte versnellingen staan voor altijd op mijn netvlies gelaserd. In een tijdperk zonder internet en downloads, de “Betamax-jaren”, haalde ik zijn film “Nummer 14” zo vaak, dat de vriendelijk dame van de videotheek al begon te schrijven als ik binnenkwam. Je moest huren, anders kon je niet kijken.
Die prachtige beelden, onder andere in slowmotion van de wedstrijd om de wereldbeker tegen Independiente in 1972, werden de vaste voorbereiding op mijn eigen jeugdwedstrijden op zaterdagmiddag. Er was geen betere warming-up of inspiratie. Door de filmmuziek werd ik jazzliefhebber. Cruijff scoorde in 1983 tijdens de bekerfinale tegen NEC in Nijmegen binnenkantje rechts met een prachtige krul in de rechter bovenhoek en ik ben er nog steeds trots op, dat doelpunt ooit met links én vooral met voorbedachte rade in spiegelbeeld exact na te hebben gemaakt. Het was weliswaar niet in een bekerfinale, maar in mijn beleving wél een wereldgoal. Aan fantasie nooit gebrek. Laat ik het zó maar noemen.
Als de voetballer of coach Johan Cruijff onderwerp van discussie is, word ik scherp. Over hem kan en wil ik geen kwaad woord horen. Wat nou geldwolf? Ik zou hem blindelings al mijn spaargeld toevertrouwen. Andersom waarschijnlijk ook. Cruijff houdt van mensen en doet nu als ambassadeur van zijn eigen Foundation prachtig en dankbaar werk voor de jeugd. Het doet me goed om hem met zijn 60 jaar in goede gezondheid nog bij een wedstrijd van Ajax te zien. Na het laatste fluitsignaal gelijk weer een handtekening uitdelend, maar daar heeft hij de laatste tijd dan ook 1947 keer op kunnen oefenen. Da’s het voordeel van een nadeel.
Hoewel ik zeker weet dat hij de Catalaanse zon niet langer dan een week kan missen en andersom waarschijnlijk ook, zou ik hem nog zo graag “iets” bij Ajax zien doen. In ieder geval meer dan alleen adviseur. En ik weet dat het ongebruikelijk is, om een stadion naar iemand te vernoemen die nog leeft, maar Johan Cruijff is niet zomaar iemand. Een levende legende. Zonder hem had Ajax nu de internationale naam en faam van een club als PSV. Ook niet verkeerd, maar verre van magisch. De namen Ajax en Cruijff openen deuren tot in Verweggistan en het is daarom zo jammer dat de naam van ’s lands beste voetballer aller tijden niet met het Ajaxstadion verbonden is. Als je commercieel denkt, dan had het stadion naar hem vernoemd moeten worden. Ze denken bij Ajax commercieel, maar toch hebben ze dat niet gedaan. Dat is raar.
Het zou bovendien een nóg mooier eerbetoon zijn, dan nooit meer spelen met rugnummer 14, wat natuurlijk ook best sympathiek is. Roger begreep de mededeling van Jaakke verkeerd en stopt daarom na dit seizoen met voetballen. Niets menselijks is Cruijff vreemd en hij maakt er daarom geen geheim van vereerd te zijn, dat een wereldvoetballer als Thierry Henry vanwege hem met datzelfde nummer speelt. Zo had Johan dat ook graag bij Ajax gezien. De beste met Nummer 14. Als hij eenmaal iemand in zijn hart heeft gesloten, zal hij zich in de publiciteit nooit meer negatief over die persoon uitlaten. Henry, Van Basten, Van ’t Schip, Bergkamp, Hiddink, Rijkaard, Laudrup en Raúl, om er maar eens een paar te noemen, kunnen altijd en overal op zijn onvoorwaardelijke steun rekenen. Zeker niet de minste namen. Opvallend genoeg geen Italianen in dit rijtje, voetballers die niet van je kunnen winnen, maar waar je wél van kunt verliezen.
De zestigste verjaardag van Cruijff vandaag en de bijbehorende media-aandacht deze week leiden mooi af van de knotsgekke ontknoping van de Eredivisie, waar we nog tot zondag op moeten wachten. Een eeuwigheid voor mijn gevoel. De maffe aftakeling van PSV, de wisselvalligheid van Ajax en de bewonderswaardige, constante opmars van AZ brachten alledrie de clubs één wedstrijd van het einde op 72 punten. Dit had echt niemand kunnen verzinnen. De ergenis over de zelfingenomen Van Gaal, maakte langzaam plaats voor respect voor de prima prestaties van AZ. Voor de hilariteit over de teloorgang van PSV, kwam het medelijden met Ronald Koeman. Het zit de Koemannen dit seizoen niet mee. Ik zie ze in de zomer allebei naar het buitenland vertrekken en dan niet alleen voor een vakantie. Niemand die er wakker van zal liggen. In ieder geval niet in Eindhoven of Rotterdam. Allebei maakten ze dit seizoen fouten, omdat ze weinig moeite hadden zich te vergissen.
Tot zondag acteert Henk ten Cate de geboren optimist en dat doet hij bijzonder vermakelijk. Ajax doet tot de laatste minuut mee om het kampioenschap en daar had ik in augustus voor getekend. Er is dus alle reden tot tevredenheid. Uiteindelijk kan ik ook wel vrede hebben met AZ als allerlaatste nummer 1. Ze stelen het kampioenschap in ieder geval niet, maar staan te kort op kop om er zenuwachtig van te kunnen worden. AZ moet alleen nog even van Excelsior winnen en dat lijkt een zekere 2 op het Totoformulier. Ook al zien we dit seizoen bijna wekelijks gekke dingen, waar alle Ajacieden nog stilletjes op hopen gaat nu echt niet meer gebeuren. Eén extra doelpunt in Waalwijk had elk doelsaldo onbelangrijk gemaakt. Nu kunnen we slechts opnieuw hopen op een wonder. Zondag voor Ajax alsnog een kampioenschap en de voor de hand liggende naam “Johan Cruijff ArenA”? Inderdaad. Dat zijn utopieën wie nooit gebeuren. Proost, Johan!
Ron Schiltmans