Coma


In december ’98 ging op de tribune in Portugal plotseling zijn licht uit tijdens Porto – Ajax, waar met een 3-0 nederlaag de uitschakeling in de groepsfase van de Champions League een feit was. Dat soort verhalen hoor je wel vaker. De emotie werd de arme Ajaxfan teveel. Het enige wat hij nog deed was ademhalen en eens in de zoveel tijd zuchtte hij een nauwelijks verstaanbaar ‘Ajax’. Na enkele jaren zag zijn familie het niet meer zitten en werd hij min of meer opgegeven. Begrijpelijk. Het leven ging gewoon door en niemand had nog echt tijd of zin om tegen iemand aan te praten, die toch niet meer verder kwam dan het af en toe fluisteren van de naam van een voormalige topclub. Er werd een prettig afgelegen rusthuis voor hem gevonden, waar de zon ’s ochtends vrolijk de kamer binnen kietelde. Alleen had hij er naar alle waarschijnlijkheid zelf geen weet van. Omdat allerlei theorieën beweren dat je in zo’n toestand misschien wel kunt hóren, had de man vaak een koptelefoon op zijn hoofd. Meestal met een mooie, rustgevende Bach, maar op zondagmiddag gewoon met ‘Langs de Lijn’. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’, meende de dienstdoende specialist regelmatig en hij deed op zo’n moment zijn uiterste best om zo serieus mogelijk te kijken. Dat de patiënt in zijn eentje zijn skivakantie financierde was natuurlijk niet de reden om tegen beter weten in dat kasplantje in leven te houden.

Na verloop van tijd werd het gefluisterde ‘Ajax’ wat duidelijker. En frequenter. Vaak klonk het mismoedig, maar heel soms ook opgewonden. Een goede reden voor het medisch team om ook de voetbaluitzendingen op tv ’s avonds luid en duidelijk door het rusthuis te laten schallen. Tot grote ergernis van andere patiënten, maar die zaten toen nog gewoon in het ziekenfonds en hadden dus helemaal niks te willen. Vorige week deed de breekbare man tot grote schrik van de arts plotseling zijn ogen open. ‘Ajax?’, was het eerste wat er over zijn droge lippen kwam en de angstzwetende medicus zag het mondaine Lech al als sneeuw voor de zon veranderen in een hooguit burgerlijk Winterberg. De man ging door de medische molen en behalve het praten leek alles weer redelijk in orde. Zijn dossier werd in die tien jaar niet werkelijk uitgebreid en eigenlijk was er maar één woord wat er telkens in terugkwam: Ajax. Na een paar dagen aansterken werd hij daarom op een druilerige zondagochtend door een in allerijl opgetrommelde vage kennis in een auto gehesen, die haastig koers zette richting Heerenveen. Een verpleger ging mee, voor alle zekerheid. Het tripje werd schoorvoetend betaald door de glasheldere zorgverzekeraar met het nieuwe motto: ‘Uw gezondheid zal ons een zorg zijn.’

Voor de herboren Ajaxfan had de tijd natuurlijk zo’n beetje stilgestaan. Blonde Máxima met haar drie verse prinsesjes, de opkomst en ondergang van Pim Fortuin, het nieuwe millennium en de introductie van de Euro: het was allemaal totaal aan hem voorbijgegaan. Hij was onder zeil gegaan met begrippen als ‘Umbro’, ‘ABN-AMRO’, ‘dominant’, ‘flitsend’ en ‘aanvallend’, hoewel die laatste drie woorden toen al redelijk aan slijtage onderhevig waren. In het drijfnatte Friesland zag hij een dominant aanvallend en flitsend combinerend Heerenveen. Met een prachtig juichende Gerald Sibon, een hartstochtelijk meelevend publiek en een uitvak wat onbegrijpelijke liedjes zong. Want wie was nou eigenlijk precies die vreemde tegenstander? Die bange, apathische ploeg in een donkerblauw adidas-hansopje zonder enkele samenhang of uitstraling? Er draafde een chagrijnige linksback met paardenstaart, die maar één ding leek te denken: ‘shit, moet ik vanavond wéér mijn haar wassen!’ De kleumende man ergerde zich over de onbekende rechtsback, waarvan hij na de zoveelste mislukte voorzet hoopte dat hij, bij een lange aanloop voor een ingooi, in de gevaarlijk roterende reclameborden getrokken zou worden. Al was het maar tot het einde van de wedstrijd. Hij wees naar het scorebord, alsof hij wilde vragen of het kapot was. Er stond ‘Ajax’, maar dat was nog van een vorige wedstrijd wellicht?

Want hoe had hij in vredesnaam in dit zootje ongeregeld Ajax anno 2008 moeten herkennen? Hij gokte dat het donkerblauw, onzekere praatgroepje FC Den Bosch was. Die 11 gestreepte nobodies die combineerden alsof ze een uur geleden aan elkaar waren voorgesteld. Hoe kon hij weten dat de enige middenvelder met voetbalintelligentie op de bank gehouden werd? Hij kénde Siem de Jong niet eens. Niets gaf hem ook maar het vaagste vermoeden dat hij naar het eens zo roemruchte Ajax zat te kijken. Totdat hij even beter oplette, toen de stadionspeaker een nieuwe wissel aankondigde. Vurnon Anita kwam voor Jan Vertonghen. Nietszeggende namen, maar hij hoorde de speaker toch duidelijk ‘Ajax’ zeggen! De definitieve klap van herkenning kwam, toen van de bank de levende legende Marco van Basten opstond en omkeek. Toen viel het kwartje en ging opnieuw en nu waarschijnlijk definitief het licht uit. In de plensregen klonk vanaf de brancard alleen nog een moeizaam maar duidelijk opgelucht: ‘Bach!’

Ron Schiltmans