Toen ik langzaam weer uit mijn verdoving kwam, keek ik wazig in de blauwe ogen van een oerlelijke verpleegster. Alles deed pijn en het gips knelde, maar wat had ik heerlijk gedroomd! Zo zat ik heel even naast Klaas Jan op de bank in Madrid. Wat een schitterende ervaring! En wat is die Van der Vaart aardig. Of Klaas al een beetje spijt heeft van zijn move naar Madrid? Heel erge spijt zelfs. Niet zozeer omdat hij nu dit seizoen met maar liefst twee clubs geen kampioen wordt. Daar valt mee te leven, kijkend naar het banksaldo. Ook niet omdat de keuze niet op hem is gevallen, om in de Champions League reserve te mogen zitten. Ook daar is overheen te komen. In die liga speelde hij bij Ajax namelijk ook niet of nauwelijks. Nee, het is omdat hij nu de voetbalplaatjes van Appie Heijn moet missen, zo fluisterde hij mij grinnikend toe. De ex-Ajaxspits is altijd wel in voor een grapje en baalt dat die kleine kakkerlak met de gouden tand bij Real tegenwoordig op de tribune moet plaatsnemen. Hij kon Royston op de bank altijd zo lekker over zijn oude club Feyenoord plagen en hij had tijdens de wedstrijd dat ene beruchte voetbalplaatje zo graag met hem willen ruilen. Hij had hem al gezegd dat er nog maar één manier voor de Rotterdammers was, om ooit nog kampioen te worden: eerst degraderen.
Ik vroeg om wat extra morfine, want dromen zijn dan weliswaar bedrog, ze zijn de laatste weken beter dan de pijnlijke werkelijkheid. Terwijl ik weer in een diepe slaap wegzakte, zag ik in een klein kamertje een mannetje in een groen shirt, zwarte korte broek en voetbalschoenen. Ogentest. Aan de ongeduldige blik van de specialist te zien, ging het niet best. “Hoeveel meter buitenspel is dat?!”, schreeuwde de oogarts woedend, in een zwaar Amsterdams accent. Het groene ventje huilde zacht. Aan één oog bijziend zijn en dan ’s morgens je linker contactlens rechts en de rechter links in doen, dat merk je de rest van de dag gewoon. Hij had het kunnen weten. Dom dom dom. Waarom een ander groen mannetje, die hem zijn bibberendje handje vasthield, naar hem knipoogde werd me niet duidelijk. Vreemde kereltjes. Onbetrouwbaar leken ze me ook. Ineens liep ik gelijk op met de materiaalman van Real Madrid, die samen met zijn collega een klein voetbaldoeltje droeg. Die hadden ze dankzij de Sponsor Bingo Loterij kunnen realiseren, zo zei hij. Net als netten, ballen, Robben en nieuwe tenues voor elk team.
Terwijl mijn diepe slaap langzaam over ging in een oppervlakkig roesje, kwam de lelijke verpleegster vragen of ik al genoeg hersteld was om als danspartner het ziekenhuisbal mee te kunnen maken, later die dag. Maar het woord alleen al deed me teveel aan de hoekschoppen van Urbi Emanuelson denken en daar wil je ook in je dromen niet vrijwillig aan herinnerd worden. Dus ik bedankte beleefd. Ik wachtte ongeduldig tot ze uit het zicht verdween en hield zeker 9 keer een fors balletje oorsmeer hoog. ‘Zo! Daar zou je iets mee moeten doen!’, hoorde ik achter me en zag een AH-filiaalleider klaar staan, om me in een winkelwagentje het AMC uit te rijden. Maar ik mocht nog niet weg. Het was allemaal nogal verwarrend en ik wist niet meer wat er echt gebeurde of wat ik droomde. Terwijl het avondeten, een iets te harde Italiaanse ‘Pannenkoek di Marco’ geserveerd werd, probeerde ik mijn gedachten te ordenen. Wat was er waar gebeurd en wanneer? De ziekenhuismuren kwamen op me af.
Hoe ik daar terecht gekomen was? Moeilijk te zeggen. Ik wist het niet meer precies. Ik herinnerde me vaag een hectische slotfase in de ArenA, met een 0-2 achterstand tegen Heracles, hoewel ik ook dát gedroomd zou kunnen hebben. Vervolgens een chaotische stormloop op het doel van die Duitser, om de schade wanhopig binnen de perken te houden. Langzaam zag ik ook weer de 4 minuten blessuretijd, waarin tenslotte alles nog goed leek te komen. Leonardo schoot, de Duitser pareerde half en Suárez snelde toe. Bijna tegelijkertijd zag ik in mijn ooghoek een grensrechtervlag omhoog gaan en vanaf dat moment herinner ik me alles alleen nog maar in slowmotion. Ik sprong woedend op van mijn klapstoel. Op weg naar beneden zag ik in gedachten die De Graafschapfan voor me. De grensrechter een schouderduw geven, dat wilde ik ook! Dan maar een levenslang stadionverbod. Mijn ren de tribune af was stijlvol, zeker in slowmotion. Ik zag mensen mij in het voorbijgaan schreeuwend aanmoedigen. Bekertjes water en natte sponzen werden me in volle ren aangereikt. Mijn sprong over de omheining was niets minder dan gracieus en ongekend heldhaftig. Het was een sprong richting eeuwige roem. Naar lovende spandoeken tot ver na mijn dood. Het was alleen zo verdraaid jammer dat ik in alle opwinding die @%$!#! tankgracht vergat.
Ron Schiltmans