Indruk maken


Terwijl in eigen land mijn provinciegenoten dronken en massaal achter elkaar aan schuifelen, verbaas ik mij begin deze week in een ondergesneeuwd Duits stadje over het fenomeen wintersport. Je een berg op laten hijsen, om telkens binnen een paar minuten beneden bij de lift in de file weer aan te sluiten. En dat dan hele dagen leuk vinden. Het schijnt inderdaad geweldig te zijn, maar desondanks zie ik alleen maar serieuze gezichten. Volwassen mannen die een afdaling ondergaan alsof ze zojuist een ingegroeide teennagel poliklinisch hebben laten verwijderen. Of misschien doet de sneeuw en ijs hen wel denken aan hun bevroren tegoeden op een failliet Wognums bankje. Voor die types is de vroegboekkorting uitgevonden. Vlug die glijvakantie laten betalen voordat hun bank als een losgeslagen gletsjer begint te schuiven. Je herkent ze bij aankomst aan hun platgedrukte broodjes en de sneue thermoskan koffie. Ze weten nu al dat dit voorlopig hun laatste sneeuwstorm wordt. Thuis wrijven al die instanties die nog geld van ze krijgen zich alvast lachend in de handen. Eispret.

Zet mij op de lange latten en ik wil nog maar één ding: voetballen. Bij schaatsen idem dito. Het enige bevroren water wat ik leuk vind zit in een glas Martini. Ik mis het wintersport-gen dan ook volledig. Tuurlijk, uit liefde voor vrouw en kinderen heb ik het ooit wel geprobeerd. Maar dezelfde voeten die achteloos een bal minimaal 500 keer hooghouden, gleden ooit op ski’s met kinderlijk gemak een beginnersklasje volledig aan flarden. Als oprukkende middenvelder kan ik naar links kijken en dan verrassend precies op maat naar rechts passen. Daarmee maak je indruk. Op ski’s kan ik ongeveer hetzelfde. Naar links kijken en zeker ook naar links willen, maar dan geheel onverwachts rechts in het dal dood en verderf zaaien. Het is een gave.

Om het voor iedereen gezond te houden, zet ik daarom elke winter vrouw en kroost bij de skilift af, om daarna wat leuks voor mezelf te gaan doen. Alvast mijmeren over Ajax-Juventus bijvoorbeeld. Terwijl de verse sneeuw kraakt onder mijn moonboots, tóch de onweerstaanbare geluiden van een volle en meelevende Amsterdam ArenA horen. Het kan, als je maar graag genoeg wilt. De zoveelste jodelschlager overstem ik in mijn hoofd moeiteloos met de Ajaxmars. Ook in de buitenlandse sneeuw ga ik op Ajax prat. En dan maakt het eigenlijk helemaal niet uit hoe mijn club de laatste wedstrijden speelde. Het telt allemaal niet meer als er een Europese kraker aanstaande is. Dan steekt de aloude behoefte de kop weer op, om in de rest van Europa indruk te maken. Wij zijn Ajax! Kennen jullie ons nog?

Wij zijn de club die, als Suárez en Oleguer niet meedoen, een compleet eerste elftal heeft dat nonchalant met het shirt uit de broek speelt. ALLE elf. Dat was in de tweede helft van de bekerwedstrijd tegen NEC voor het eerst in de geschiedenis een feit. Maar waarschijnlijk alleen door ondergetekende opgemerkt en als bijzonder storend ervaren, dus let maar niet op mij. Als het voetbal er al niet uitziet, ga ik op details letten. Ik ben als Cruijffiaan niet anders gewend. Als simpele driehoekjes mislukken, als spelers niet in de loop en op hun verkeerde been worden aangespeeld, dan is er tijd om op dat soort slakken zout te leggen. Ik geniet graag van die rode baan, maar wel met mate. Tot de broek en niet verder graag. Meer is soms minder.

Ik hoop dat ik tegen Juventus geen seconde de tijd krijg om op zulke details te letten. Ik wil dat we de mooie woorden van Diego over Ajax weer eens waarmaken. ‘Iedereen heeft respect voor Ajax’, sprak hij vleiend. Dat is natuurlijk allang niet meer zo, maar misschien kan de Braziliaan met zijn kompanen donderdagavond nog even negentig minuten doen alsof? Laten we in en met een uitpuilende ArenA weer eens ouderwets indruk maken in Europa. Volgens Johan Cruijff kennen Italianen sowieso niet van ons winnen, dus wat hebben we dan nog te verliezen? Vlaggenzee, Ajaxmars, 60 procent balbezit, deze keer geen geniepig Italiaans countertje in de laatste minuut, maar een Ajax wat overrompelend begint én eindigt. Ik zag het zelfs in de sneeuw zó voor me.

Ron Schiltmans