Droomtransfer


Tien jaar lang wachtte ik op hét telefoontje. Ajax zou zeker bellen. Ik was inmiddels zestien en had me alle basisvaardigheden van een échte Ajacied eigen gemaakt. Ik beheerste de voorzet in volle ren van Søren Lerby tot in perfectie. Een buitenkant voet à la Johan Cruijff gaf ik zo nonchalant mogelijk, terwijl ik wees waar de bal vervolgens heen moest. Het kapsones-loopje van Ruud Krol, het veertig keer per wedstrijd nutteloos op links opkomen van Peter Boeve, het zat er allemaal ingeslepen. Ik was zover. Ik kon het aan, spelen tussen die prachtige lichtmasten aan de Amsterdamse Middenweg 401. Ze hoefden me alleen nog maar te bellen.

Maar ze belden niet. De reden was simpel: we kregen pas telefoonaansluiting toen ik zeventien werd. Al die jaren waren dus mooi voor niks geweest. Als er weer eens wat onbekende mannen in lange regenjassen langs de lijn stonden, ging ik expres even bij ze in de buurt voetballen. Om me in de picture te spelen natuurlijk, maar ook om te ontdekken of ze met Amsterdamse tongval spraken. Ze zouden ongetwijfeld na de wedstrijd ‘toevallig’ precies langs mijn glorieuze gang naar de kleedkamer staan, en me aanklampen. Of ik misschien interesse had in Ajax.

Dan zou ik met natte haren heel stoer bedenktijd vragen, maar me ’s avonds vol ongeloof in slaap huilen van geluk. Ajax. AJAX! Mijn droomtransfer was aanstaande. Ontelbaar vaak speelde ik in mijn nachtelijk gewoel een afscheidswedstrijd bij mijn provincieclubje. Steevast scoorde ik dan voor overvolle tribunes mijn laatste hattrick en moest daarna vluchten voor een emotionele menigte. Als eeuwig dankjewel kreeg ik een seizoenkaart voor het leven, zes consumptiebonnen per wedstrijd en onbeperkt bitterballen. Ik was een grote meneer nu.

Het is er helaas niet van gekomen. Aan de techniek heeft het niet gelegen, hoewel je dat door het ontbreken van die telefoon ook niet helemaal kunt blijven volhouden natuurlijk. En ik had een brilletje, dat was ook een minpunt. Eerlijk gezegd was het min 5. Het werd vooral veel droom en heel weinig transfer. Maar zolang het medisch allemaal nog kon, bleef de hoop. Gek van Ajax ben je een leven lang.

Ik vraag me daarom rond het scheiden van de transfermarkt altijd af, wat er zich in die schijnbaar zorgeloze koppies van onze jeugdige Ajacieden allemaal afspeelt. Hoe zien ze De Toekomst? Lopen ze er wel bewust? Knijpen ze zich nog dagelijks even in de arm, als ze langs die rode letters a j a x komen, met de prachtig ouderwetse bal als punt op de j? Of dromen ze na hun eerste wedstrijden in het eerste van Ajax alweer van Arsenal, Milan of Barca? Ze stellen het alleen nog even uit omdat ze van mama niet zonder blond mokkel de grens over mogen.

Het kan ook zijn dat ze wachten tot ze meer dan twee nachten achter elkaar zonder licht aan durven slapen. Vorig jaar nog vertrok de jonge Gyliano van Velzen vanuit Ajax B1 rechtstreeks naar het immense Manchester United. Hij was zestien, dus waarschijnlijk toe aan een nieuwe uitdaging. Geen zin om eerst in Amsterdam traditioneel te scoren bij het debuut, en een volle ArenA op de banken te spelen.

Over een jaar of tien mompelt hij ijskoud: ‘Nee, ik kom zeker ooit terug bij Ajax. Maar volgens mijn zaakwaarnemer kan dat niet vóór mijn 35ste. Hij heeft net een derde hypotheek genomen en gaat groter wonen. Ja, ik vind Rusland ook zeer aantrekkelijk om te voetballen. Is dat ver rijden?’ Maar waarschijnlijk horen we nooit meer iets van hem.

Al die transfers, het stompt af. Zo meteen loopt Fer bij Twente, Matavz bij PSV, Bakkal bij Feyenoord en Bulykin in een strak Ajaxshirt en zijn er verder weer tientallen voetballers van een onbekende club naar een onbekende club gegaan. Maar dat kan en zal in de winterstop weer helemaal anders zijn. Over drie jaar staat er een compleet andere Ajax-selectie. Alleen Mounir El Hamdaoui loopt dan nog steeds bij Jong Ajax. Dat zal ze leren.

Het is de afspiegeling van een kille maatschappij. Je baan, je relatie, je auto, je club, je internetabonnement, je belbundel. Je moet overstappen, anders wordt het leven saai en voorspelbaar. Zit je al twee jaar bij dezelfde club?! Heb jij geen zaakwaarnemer? Een beetje Nederlandse voetballer verraadt zijn korte termijnambities door zijn tweets: die zijn alvast in het Engels.

Ondertussen weet ik al een tijdje dat ik binnenkort eindelijk naar Ajax ga. Dertig jaar later dan gehoopt, gaat het nu alsnog gebeuren. Er was ook maar één club waar ik heen wilde. Transfervrij ga ik mijn jeugdliefde, mijn droom tegemoet. Zo geroutineerd mogelijk zal ik bij de ArenA-ingang mijn naam tegen het paaltje roepen, waarna de slagboom speciaal voor mij open zal gaan.

Als ik eenmaal binnen ben ga ik handen schudden en in mijn fantasie zal er een zee van flitslicht zijn. Fotografen die over elkaar heen hangen, voor het beste shot. Dertig microfoons onder mijn neus, voor de eerste quote. De werkelijke reden van mijn bezoek? Nou gewoon, Manager Pers & Communicatie Miel Brinkhuis heeft me uitgenodigd om een bakkie te komen doen. Ajax? Voor mij al veertig jaar een club waar ik warm van word.

Ron Schiltmans