Nwanko kan nu naar Ajax


Ik ben een dromer. Mag me de dingen graag mooier voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn. Die eigenschap komt al jaren goed van pas, want de harde realiteit was in Amsterdam het laatste decennium zelden om echt happy van te worden. Als ik soms de onrustige slaap niet kan vatten, dagdroom ik de nieuwe nummer 10 van Ajax te zijn. Die in zijn eerste seizoen maar meteen de Champions League met Ajax pakt en er vervolgens achteloos nog drie achteraan wint. Beter dan Cruijff, onsterfelijker dan Maradona. Ik heb die droom nog nooit af kunnen maken, want de slaap komt dan vaak toch weer sneller dan gehoopt en verdwijnt weer even plotseling. Midden in een knieschuiver bijvoorbeeld, nadat ik weer eens weergaloos het net vond. Dan is die bedrand toch weer dichterbij en harder dan ik op dat moment graag zou willen. En met kniebeschermers om slaapt het niet lekker, dat moet je van me aannemen.

Ik hoor in de ochtend wel eens dat ik soms ’s nachts spontaan probeer om de wave in te zetten. Maar met zijn tweeën gaat zo’n laola gauw vervelen natuurlijk. Bovendien is mijn vrouw weliswaar liefdevol bereid te rennen, als we door stompzinnige verkeerscontroles te laat in de ArenA zijn voor Ajax-PSV, maar laat ze haar broodnodige nachtrust liever niet door stadiongeluiden naast haar onderbreken. Net als de buren trouwens, die mijn nachtelijke Juichtoon ook al iets te vaak Langs De Velden hoorden Dav-ren. Dat de buurvrouw tijdens het sneeuwruimen keihard ons clublied fluit, vind ik een veeg teken.

Soms komen dromen uit, maar blijken ze achteraf toch tegen te vallen. Er kwamen de laatste tien jaar bijvoorbeeld redelijk wat Ajacieden terug, na een lang buitenlands avontuur. De spelers die ik me zonder hulp kan herinneren zijn Winter, Witschge, Verlaat, Davids en de meest spannende terugkeer: Jari Litmanen! Van Richard Witschge onthouden we natuurlijk voor altijd het negen keer hooghouden in volle vaart, tijdens de wedstrijd tegen Feyenoord. Alleen daardoor vond ik zijn rentree al geslaagd. Aron Winter en Frank Verlaat zagen we helaas alleen doodmoe achter tegenstanders aansjokken en Edgar Davids was te lang geblesseerd om genoeg van te kunnen genieten. Ook het broze lichaam van Jari wilde na zijn terugkeer te vaak niet meer.

Nu Dario Cvitanich na slechts enkele wedstrijden al terecht onbetwist eerste man in de spits is, wordt het tijd voor een ideale stand-in. Eentje die het stadion als tijdens zijn warmlopen tot leven wekt en niet gaat mokken als hij eens een tijdje niet nodig is. We zijn in die laatste tien jaar niet écht verwend met supersubs. Rosenberg had het net niet, Urzaiz vónd het net niet en aan de kerstboom Charisteas wil niemand vrijwillig herinnerd worden. Eigenlijk was alleen Ivan Gabrich ooit erger. Voor Machlas had ik wel een zwak, hoewel dat helaas vaak ook de omschrijving voor zijn magere prestaties was. ‘Papa’ Anastasiou was te sympathiek om kwaad op te worden en schijnt op de training en in de kleedkamer nog van waarde te zijn geweest.

De man die nu gelukkig weer in het geruchtencircuit opduikt, was in zijn eerste periode bij Ajax al meestal invaller. Een tropische verrassing achter Patrick Kluivert. Het was weliswaar de Amsterdammer die zich met zijn puntertje in Wenen onsterfelijk maakte, maar een lange slungel uit Nigeria die de droom richting finale in leven hield. In de kwartfinale hadden we in Amsterdam een 0-0 uit Split als angstvallig uitgangspunt en waren de rollen een keer omgekeerd. Kluivert nog licht geblesseerd reserve en Nwankwo Kanu in de basis! Vlak vóór rust kopte hij een snelle voorzet van Litmanen zo steenhard in de korte bovenhoek tegen de touwen, dat een hersenschudding mij onvermijdelijk leek. Vanaf dát doelpunt ben ik in een finale gaan geloven en iedere Ajacied weet hoe gelukzalig het sprookje vervolgens eindigde.

Een mogelijke rentree van de gelouterde Nwankwo Kanu als mentor van dit piepjonge Ajax, doet mij de laatste dagen verkeerde antwoorden geven op simpele vragen. Dan heb ik weer eens niet op zitten letten. Ik sta dan in gedachten naast het trainingsveld van Ajax, waar Van Basten, Schip en Rob Witschge de leiding hebben. Als Dennis Bergkamp plotseling lachend mijn kant op kijkt, wordt het zonlicht in mijn omgeving een paar seconden weggenomen door een Nigeriaanse toren die traag langsloopt. Hij is terug! Zolang Ajax het niet ontkent en Portsmouth zogenaamd via Afrikaanse media onduidelijk doet, wil ik blijven geloven dat het kan. Zal ik, wachtend voor een groen stoplicht, regelmatig even tot de orde getoeterd moeten worden. Laat het alsjeblieft nog een tijdje niet ontkend en evenmin bevestigd worden. Dromen over een terugkeer van Kanu is veel te mooi om nu al te stoppen. Je mag me er ’s nachts voor wakker maken.

Ron Schiltmans