Ik vraag me de laatste jaren steeds vaker af waarom ik doe wat ik doe. Het zal de leeftijd wel zijn, maar ik vond het nog nooit verkeerd om regelmatig even stil te staan bij de dingen waar je mee bezig bent. Dan bedoel ik niet dat ik op de snelweg even stop, om me af te vragen of ik nu wel in de auto had moeten stappen, of dat ik wel het goeie automerk heb gekozen, want dan was ik nooit daar gekomen waar ik nu ben. En zeker niet levend. Maar ik kan bijvoorbeeld nog regelmatig blij en dankbaar zijn voor warm, koud, drinkbaar en stromend water in huis. Ik zie er al enkelen naar hun voorhoofd wijzen, maar ik vind dat nog steeds een Godsgeschenk. Ga je badkamer maar eens verbouwen, dan weet je weer wat ik bedoel. Ook wil ik nog wel eens roepen hoe goed we het hebben met zoveel en lekker eten, maar dat wordt dan meestal op dat moment gestimuleerd door anderen die klagen over bijvoorbeeld een catering. “Zijn dat niet dezelfde broodjes van gisteren?” “Nou en?”, zeg ik dan. Nodig een paar hongerafrikanen uit en je klaagt nooit meer.
Nee, al mijmerend tijdens en na de even miraculeuze als onverdiende ontsnapping in Enschede tegen FC Twente, dacht ik weer eens: “Wat heeft mij ooit bezield om Ajaxfan te worden? En te blíjven?” Toen ik nog niet kon lezen en schrijven was er nog zwart/wit tv. Het was het einde van de jaren 60 en als je niet kan lezen of schrijven komt het op andere basiskwaliteiten aan. Één van die basiskwaliteiten die ik al vroeg ontwikkelde was: luisteren. Later werd dat selectief luisteren, want je hoort op een normale werkdag wel heel erg veel tegenwoordig. Dat moet je niet allemaal willen onthouden. Maar zo rond 1970 hoorde ik op tv met grote regelmaat en in opperste extase ene meneer Herman Kuiphof de naam “Cruijff” roepen, en zoals hij dat riep moest je vanzelf wel luisteren. En kijken. Het was de tijd in mijn leven dat ik er alles aan deed om ‘s avonds langer op te mogen blijven en de woensdagavond was daar uitermate geschikt voor.
In die tijd was er alleen op woensdagavond soms live voetbal op tv en mijn vader keek gelukkig alles. Tenminste voor mijn gevoel. De Gouden Jaren van Ajax waren in de maak en op die heerlijke woensdagavonden is mijn Ajaxhart gevormd. Toevallig hoorde ik van een vriend (bedankt Thomas!), dat het vandaag precies 41 jaar geleden is dat Rinus Michels trainer van Ajax werd. Dus op de dag dat er in een Oss’ wiegje al 19 dagen een derde jongetje lag te krijsen (nog zo’n basiskwaliteit van mij toen), stond in Amsterdam beginnend coach Rinus Michels voor het eerst voor de spelersgroep, met namen als Piet Keijzer, Sjaak Swart en Johan Cruijff. Hij blijkt dat seizoen met moeite degradatie te hebben voorkomen, om het jaar daarna kampioen te worden. De drie Europacups die in ‘71, ‘72 en ‘73 volgden deden bij mij de rest. Op woensdagavonden dus zelden op tijd naar bed. Tot op de dag van vandaag.
Ik mag ook graag genieten van Europese successen van Feyenoord en PSV en kan heel objectief naar bijvoorbeeld Heracles-AZ kijken, maar die ene club uit Amsterdam zal altijd iets bijzonders blijven. De laatste jaren en zeker dit seizoen heb ik echter een haat/liefde verhouding met Ajax, gewoon omdat ik van mijn club meer verwacht dan “afwachten en het initiatief aan de tegenstander laten”. Deze woorden zijn letterlijk door de beginnende trainer van dit moment uitgesproken en ik moest het drie keer lezen voordat het tot me doordrong. Als je dan kiest om Charisteas de geblesseerde Sneijder te laten vervangen, om vervolgens Emanuelson op rechts in te laten vallen, dan wil ik minstens weten waarom. Wim Kieft legde het gisteren bij Voetbal Insite voor me uit. De rechtsbenige Rosales op links en de linkspoot Urbi op rechts “omdat er op dit moment weinig Ajacieden een mannetje kunnen passeren en op die manier met hun goede been een voorzet vóór hun directe tegenstander konden geven”. Toen was het even stil in huize Schiltmans. “Omdat er op dit moment weinig Ajacieden een mannetje kunnen passeren…” De commentator op tv deed er die zondagmiddag nog een schepje bovenop, of zeg maar gerust een extra schep zout in mijn open wonden. “De spelers van Ajax maken te vaak de verkeerde keuzes.” Dat doet pijn. Een verkeerde keuze blijkt dan tegenwoordig toch nog beter te zijn dan geen keuze, maar dan moet je het wel héél positief benaderen.
Op Klaas Jan Huntelaar blijft mijn hoop gevestigd. Hij heeft gelukkig in zijn eerste drie wedstrijden nog niet gescoord, anders zou het lijken of die 14 punten achterstand inderdaad aan de spitsen hebben gelegen. Hij is nu voorlopig even bliksemafleider voor Rosenberg en dat vind ik prima zo. Die doelpunten komen vanzelf, alhoewel. Er worden nu wel héél veel verkeerde keuzes in één team gemaakt. Boukhari koos er bijvoorbeeld voor om niet naar Tilburg te gaan en nu moet hij waarschijnlijk tot minimaal mei nagels bijten. Of liever nog: Nintendoën, want tactisch kan hij onder deze trainer alleen maar in de war raken. Ik zou niet durven kijken vanaf de bank. Als hij van z’n Gameboy opkijkt en Rosales ineens op linksbuiten ziet, dan lijkt dat toch alsof deze ijverige Argentijn zijn rechtsback aan het helpen is? Of ben ik nou gek?
Ik had er voor kunnen kiezen om te proberen een positiever verhaal te schrijven, maar dat krijg ik maar niet uit mijn toetsenbord. En liegen kan en wil ik niet. Dat vind ik ook niet kies. Volgens mij kan Ajax daarom niet meer kiezen: vanaf nu ALTIJD 4-3-3 of 3-4-3, maar ervoor kiezen om je tegenstander het spel te laten maken is voor eeuwig taboe. Wij Ajacieden zijn daarvoor gewoon te kieskeurig. Maar “eens Ajacied, altijd Ajacied” geldt ook voor mij. Ik heb levenslang. Ik heb geen andere keus.
Ron Schiltmans