Verlosser


We hebben kaartjes voor de houten noodtribunes achter het doel, die alleen verkocht worden als de rest van het stadion mudvol is. Te laat arriveren we in Amsterdam en door een donkere ondergrondse gang komen we het Olympisch Stadion binnen, waar de wedstrijd al is begonnen. Ineens kijken tienduizenden ogen ons aan! Tenminste zo lijkt het. In werkelijkheid kijken ze naar Johan Cruijff en Jesper Olsen, die slechts enkele meters van ons vandaan een hoekschop kort nemen. We schrijven 29 september 1982 en Ajax moet zich in de eerste ronde van de Europacup 1 zien te ontdoen van de houthakkers van het Schotse Celtic. In de heenwedstrijd hebben de Amsterdammers met prachtig spel diepe indruk op de internationale voetbalwereld gemaakt, maar krijgen ze met 2-2 veel te weinig.

Het is dan alweer 2 jaar geleden dat Ajax tot in de halve finale van de EC1 weet door te dringen, waar het in München na een 0-1 voorsprong met 5-1 roemloos ten onder gaat tegen Bayern. In 1981 is er slechts EC2: precies 1 ronde tegen Tottenham. Daarom moet dit jaar alles anders worden en de verwachtingen zijn hooggespannen, want de Verlosser is immers terug! Ik ken Cruijff tot die bewuste woensdagavond in september alleen van tv en kranten, voor een groot gedeelte zelfs alleen in zwart-wit. Mijn eerste live kennismaking is verpletterend. Geen enkele persoon binnen of buiten het voetbal zal daarna nog zo’n diepe indruk op me maken.

De wedstrijd is er eentje van op en neer, hangen en wurgen, achterstand en een gelijkmaker van Gerald Vanenburg. Uiteindelijk wordt mijn held meedogenloos uit de wedstrijd geschopt en maakt Celtic’s McClusky daarna vlak voor tijd de even winnende als onverdiende tweede treffer, die mij dagenlang verdoofd van de wereld trapt. Zelden zo ziek geweest. Of toch, 2 keer: in ‘74 en ‘78, ik hoef niet uit te leggen waarom.

Hoe beleeft de doorsnee Ajax-puber tegenwoordig de voetbalwereld, zo vraag ik mij af. Eén van de laatste échte helden was Jari Litmanen, maar een verlosser was hij net niet. Wél een held. Hij deed bij Ajax Dennis Bergkamp bijna vergeten en dan ben je een hele grote. De jeugd van tegenwoordig moet het doen met Wesley Sneijder, Klaas Jan Huntelaar en Ryan Babel. Dat worden geen wereldsterren, hoe graag ik ze nu ook bij Ajax zie voetballen. Maar wat er na Johan Cruijff komt kán alleen maar minder zijn. Elk land heeft maar één grootheid.

Tot op de dag van vandaag kan en wil ik geen onvertogen woord over Cruijff horen. Alle kritiek is in mijn ogen bij voorbaat onterecht. Voor mij is Cruijff na zijn actieve carrière alleen nog maar in aanzien gestegen, mede door de dingen die hij buiten het veld heeft bereikt. Cruijff heeft daarom ook altijd gelijk. Ik kan echt niks negatiefs over die man verzinnen, hoewel… Hoe graag had ik hem in zijn laatste jaar in het Ajaxshirt gezien! Dat hij uitgerekend bij Feyenoord afscheid nam deed pijn. Niet dat ik een Feyenoord-hater ben, verre van dat. Maar in Amsterdam is rechtstreeks naar Rotterdam-Zuid vertrekken de ergste vorm van vreemdgaan. Via een andere club is oké, maar je verruilt het rood-wit van Ajax niet meteen voor dezelfde kleuren van de Kuip. Toch was Cruijff de eerste en laatste en dus de enige Ajacied die een enorme weerstand moest wegvoetballen in Rotterdam. Die paar fluitjes tegen Arnold Scholten stelden daarbij niks voor. Ook Eddy Pieters Graafland, Henk Groot, Theo van Duivenbode, René Notten en John van Loen konden de overstap vrijwel geruisloos maken.

Ik heb daarom met stijgende verbazing de opwinding gadegeslagen die ontstond bij de transfer van Angelos Charisteas, de vriendelijkste Griek sinds Demis Roussos. Daarmee bewees hij overigens bijzonder slecht geïntegreerd te zijn, want als je nietsvermoedend van Ajax naar Feyenoord overstapt ben je kansloos op een inburgeringsexamen. Charisteas heeft in Amsterdam voornamelijk indruk gemaakt vanwege zijn inzet en zijn geruisloze bankzitterij. “Hij klaagt nooit en toont altijd inzet”, werd de laatste maanden geroepen, als een eventueel vertrek van de lange Griek ter sprake kwam. Nou, die eigenschappen bezit ík ook, maar ik mocht tot nu toe nog geen telefoontje van ten Cate ontvangen dat ik tegen Vitesse bij de eerste 18 zit. Charisteas was de laatste zonde van Ronald Koeman bij Ajax en hij was pas echt een vent geweest als hij hem naar Eindhoven had gehaald, om daar de nieuwe Vennegoor of misschien wel Hesselink te worden. Zelden een vaste plek, maar altijd wel wakker te porren voor een degelijke invalbeurt als pinchhitter.

Nu kunnen we ons afvragen wie in deze dagen de Verlosser is. Charisteas is het niet, daarvoor bezit hij te weinig voetbalkwaliteiten, om het maar eens eufemistisch uit te drukken. Ongetwijfeld zal hij altijd wel zijn doelpuntjes bij elkaar struikelen, maar meer dan 15 per seizoen zullen het nooit worden. Voor Sneijder is die Verlosser natuurlijk de gynaecoloog, die zijn zoon zondagnacht voor mijn gevoel pas na 11 maanden op de wereld zette. Zelden is een voetbalzwangerschap zo breed uitgemeten in de media, met het nieuws van de geboorte zelfs op het radiojournaal van 11 uur. Na de dramatische voorstelling in Luxemburg dacht ik dat we Wesley tegen Wit-Rusland wel konden gebruiken en heb ik mevrouw Sneijder zondagavond een weeënopwekkend mailtje gedicht. Ik heb begrepen dat ze tijdens het lezen al 5 centimeter ontsluiting kreeg en dat werd onderhand wel eens tijd.

Was het Joris Mathijsen dan, die Oranje verloste door de enige treffer te scoren tegen Luxemburg, in een wedstrijd die zo ouderwets slecht was dat mijn tv spontaan op zwart-wit ging? Nee, de échte verlosser is voor mij Erwin Koeman, die Ajax verloste van Charisteas. Gezien de rood aangelopen Rotterdamse forums is het daar niet iedereen mee eens en de reacties waren ronduit beangstigend. Ik zou daarom deze dagen niet graag in die Griekse maat 45 willen staan. Maar nog minder in de schoenen van Erwin Koeman en Jorien van den Herik. Zoveel onbegrijpelijke opwinding over een voetballer van het niveau ziekenfonds zonder aanvullende verzekering, met de passeerstijl van een aangeschoten giraffe met driedubbele hernia, doet mij herfstig terugverlangen naar die prachtige en onvergetelijke beginjaren ‘80.

Ron Schiltmans