De hel van Eindhoven


Aan sommige dingen in de voetballerij kan of kon ik maar moeilijk wennen. Omdat ze niet logisch lijken, of gewoon ronduit vreemd. De samenvattingen bij Talpa bijvoorbeeld, die herinneren we ons allemaal nog. Om acht uur met je bord koud eten voor de vijfde keer naar de magnetron, omdat de beelden van Ajax maar niet wilden beginnen. Een ander voorbeeld is de jaarlijkse aanranding en rituele verkrachting van het Ajaxshirt door Adidas. Zolang het straffeloos doorgaat zal het hier aan de kaak gesteld worden. Iemand moet het doen, vind ik, want het went nooit.

Wat ik ook verschrikkelijk vind, is de aanblik van Real Madrid’s levende legende Raúl in een shirt van Schalke 04. Dat beeld snijdt dwars door je ziel. Raúl, de trots van Bernabeu! Ik had zo gehoopt dat er in Madrid ooit een mooie verpleegster aan de rand van het veld klaar zou staan, om hem na zijn allerlaatste wedstrijd liefdevol in zijn rolstoel te helpen, en onder oorverdovend gejuich weg te brengen naar een mooi en welverdiend rustoord. Een grijze Raúl, die zijn hoorapparaatje even wat zachter draait. Zijn vermoeide benen onder een warm dekentje. Nee, hij speelt nu in de Bundesliga. Het leven in Madrid moet verder en er is geen plaats voor sentiment. Tuurlijk, een plekje op de bank had zeker nog gekund, maar zo wil Raúl González Blanco zijn carrière niet uit zien doven. Een Spaanse rasvoetballer in het grauwe Ruhrgebied. Dat zou verboden moeten worden.

In het geval André Ooijer ligt dat allemaal heel anders. André wilde zelf zo ontzettend graag naar Ajax en dat was volkomen te begrijpen. We vergeten nog wel eens dat hij die tien jaar onder dwang bij PSV heeft moeten doorbrengen. Tropenjaren waren het. Elke vezel in zijn lichaam wilde terug naar die ArenA, daar waar zijn hart lag. Tien jaar lang stond hij bijna dagelijks stamelend op de voicemail van zijn zaakwaarnemer. Of er al gebeld was uit Amsterdam. Hoeveel pijn kon een mens verdragen? In tien jaar Eindhoven versleet hij evenzoveel Ajax-pyjama’s. Met het zacht zingen van de Ajaxmars huilde hij zich in eenzame nachten snotterend in slaap. Iemand vroeg zich jarenlang af wie die vreemde man naast hem op de tribune in de ArenA toch was. Die man met hoed en baard, die er merkwaardig nooit zat als PSV op dezelfde dag speelde. Het was onze nieuwe nummer 13.

André werd ooit vanuit de Ajaxjeugd gedeporteerd naar Eindhoven, waar hij schaamteloos werd omgeturnd tot meedogenloze verdediger. Eentje die het spelen op de nul tot kunst heeft verheven. Elke greintje avontuurlijk plezier werd er vakkundig uit geramd, door de Eindhovense antivoetbalgestapo. Ze moesten hem na een wedstrijd regelmatig operatief van zijn directe tegenstander verwijderen. Met de moderne technieken kan dat gelukkig al weer jaren poliklinisch, met een ruggenprikje. Die tijd bij PSV was vanzelfsprekend als een hel voor hem. Het verlangen naar het échte voetbal in Amsterdam was bijna ondraaglijk. Steeds maar weer die kampioenschappen met strontvervelend achteroverleun-voetbal, hij walgde er van en schaamde zich kapot, als Ajacied pur sang. Die zware tijd ligt nu gelukkig achter hem. Een Eindhovens contract voor het leven weigerde hij vriendelijk doch resoluut. Want Ajax wilde hem eindelijk terug en hij ís terug!

Ik hoop dat ik hiermee de situatie rond André Ooijer wat heb kunnen verduidelijken. De uitfluiters van afgelopen zaterdag wisten dit natuurlijk nog niet. Begrijpelijk dat je dan gaat reageren, als een op het oog rasPSV-er plotseling in Ajaxshirt in de ArenA verschijnt. Geeft niks, we gaan het vanaf nu helemaal anders doen. We gaan André Ooijer zo gruwelijk steunen, dat hij elke dag meer spijt krijgt, niet al jaren eerder uit de hel van Eindhoven gevlucht te zijn. We gaan spandoeken maken en hem toezingen. Voorbeeld: ‘Ajax is mOoijer’, of ‘Juich mee met André’. Omdat niet iedereen de beelden van een zuigende en grijnzend treiterende Ooijer zomaar van zijn netvlies krijgt, gaan we sessies organiseren waarin we zullen leren, hem positief te zien. Woensdag wordt ons stadion speciaal de gehele avond opengesteld om te oefenen. Ik reken op een bomvolle ArenA.

Ron Schiltmans