Kramp Cruijff


Het nieuwe jaar is begonnen met enkele slechte nachten, door twee harde knallen om half vier, op Nieuwjaarsochtend. Twee explosies, ergens in onze straat, die zelfs in Afghanistan met bewonderende blik zouden zijn ontvangen. Bermbommen die mijn slaapritme meedogenloos aan flarden scheurden. Als ik de slaap niet kan vatten, helpt bij mij al jaren nog maar één ding: ik dagdroom mezelf in Ajax-tenue, in een kolkende ArenA. Met de bal aan de voet en het shirt in de broek stoom ik dan op richting strafschopgebied. Verdedigers struikelen alle kanten op, wanhopig achteruitlopend. Er is geen houden aan. In mijn dromen is Ajax altijd dominant aanvallend. Het ontspannende beeld laat me dan alsnog met een tevreden glimlach in slaap glijden, vaak al voordat ik mijn gebruikelijke hattrick heb voltooid.

Maar zelfs mijn dagdromen werken tegenwoordig niet meer. Als ik zeker lijk te gaan scoren, komt op dat moment een klein kaal mannetje in maatpak van de tribune het veld opgestormd. Met twee gestrekte beentjes onderbreekt hij mijn prachtig opgezette aanval vlak vóór de zestien. Sierlijk opspringend, zoals ook Ling zo mooi kon, kan ik zijn vliegende tackle dan weliswaar telkens nét ontwijken, maar de doelkans is definitief om zeep geholpen. Daarna wordt het mannetje teruggebracht naar zijn plaats op de tribune, in de ereloge. Niks stadionverbod voor de kleine man, want met zijn IQ van 171 is hij hard nodig bij Ajax. Waarvoor weet inmiddels niemand meer. Als de camera’s wegzwenken, wil hij even op schoot bij tante Marjan, die altijd vlak naast hem zit. Om even bij te komen van de schrik. Liefdevol geeft ze hem zijn pakje Chocomel terug.

Probeer met dát beeld op je netvlies dan nog maar eens in slaap te komen. Mij lukt het niet. Tijdens de voetballoze feestdagen heeft drank de vieze smaak van 2011 ook niet weg kunnen spoelen. Hoezeer ik het ook anders wil zien, mijn club bestaat in 2012 nog steeds uit twee kampen. Het zal niemand verbazen dat ik van het Kamp Cruijff ben. Bijna alleen al omdat ik hem zo’n aardige man vind. Al had ik hem nooit zien voetballen, gevoelsmatig is Johan oké. Ik moet wél eerlijk bekennen dat ik Steven ten Have, waarnaar het andere kamp is vernoemd, ook één keer sympathiek vond. Dat was toen hij vanuit de auto antwoordde op de vraag of hij nog wel goed sliep. Hij zei glimlachend: ‘Ja, als de kinderen het toelaten. ’ Dat was voor mij erg herkenbaar en het eerste en enige moment dat ik iets menselijks in Steven kon ontdekken.

Er is de laatste maanden van alle kanten geprobeerd, mij naar Kamp Ten Have te lokken. Ik bereik met dit stukje toch regelmatig duizenden mensen. Maar mocht ik al ooit getwijfeld hebben, dan is die twijfel weg sinds het optreden van Yves Gijrath, bij DWDD. Ik hoor u denken. Yves wie? Dat was toen ook míjn reactie. Yves Gijrath schijnt al jaren hartstochtelijk Ajax-fan te zijn en werd eind maart 2011 door Uri Coronel naar Mathijs van Nieuwkerk gestuurd om Cruijff te elimineren. Dat klinkt misschien hard van deze verder uiterst zachtmoedige columnist, maar het was niet anders. De vrijwel onbekende Gijrath benadrukte, voortdurend wegkijkend, iets te duidelijk dat hij er ‘op persoonlijk initiatief’ was en viel daarmee pijnlijk door de mand. Vóór zijn optreden en ook daarna hebben we Gijrath nooit meer publiekelijk over Ajax gehoord, gezien of gelezen. Hij ging gewoon weer terug naar zijn faire miljonairs.

Ook meneer Menno de Galan heeft mij niet doen twijfelen. Hij schreef het boek De coup van Cruijff, maar als je dat boek leest, hoor je Uri Coronel en Rik van den Boog dicteren. Menno mocht het opschrijven. Er werd krampachtig geprobeerd een negatief beeld van Cruijff te creëren. Toen De Galan op TV vervolgens beweerde dat Cruijff misschien wel om financiële redenen bij Ajax bezig was, konden we eindelijk om hem lachen. Jiskefet van hoog niveau. Ook van De Galan horen we al maanden niks meer. Vind ik niet vreemd. Tenzij het communicatie-bureau van Coronel nog nieuwe snode plannen uitbraakt, was dat meteen het laatste wat we van De Galan en ook Gijrath publiekelijk over Ajax ooit zullen horen.

Toch maak ik me, vanuit het Kamp Cruijff, steeds meer zorgen over de toekomst van Ajax. De club Ajax, dat is niet het bestuur, niet de RvC en niet de spelers of trainers. Daarvan is iedereen vervangbaar en behalve wat hardnekkig zittende bobo’s wisselen die ook allemaal om de zoveel jaar. Nee, de club Ajax, dat zijn de supporters. Dat is natuurlijk de jeugd van Vak 410, maar vooral ook de kritische 40-, 50- en 60-plussers, die de laatste 15 jaar allemaal grijze haren hebben gekregen van Ajax. Speltechnisch en -taktisch is het al tijden drama, maar daar is dus nu de bestuursoorlog bijgekomen. Wie denkt dat het allemaal wel losloopt met zijn club, raad ik aan het 186 bladzijden lange forum ‘Technische staf en bestuur » Johan Cruijff en organisatie Ajax [deel 5] ’ op ajax.netwerk.to, van begin tot eind aandachtig door te lezen. Daar vind je de échte Ajacieden, met vaak meer dan 40 jaar een seizoenkaart.

Het komt er kort gezegd op neer, dat wanneer de club Ajax definitief afscheid neemt van Cruijff, deze cultuurbewakers afscheid zullen nemen van Ajax. Ze tikken in dat forum al maanden, door hun tranen heen, de meest hartverkrampende verhalen over hun club, die ze langzaam maar zeker richting ravijn zien wegschuiven. Voor hen, en ik reken mezelf daar ook bij, heeft Ajax een gezicht. Dat gezicht is niet een of ander verminkt clublogo, maar dat gezicht is Hendrik Johannes Cruijff, uit Betondorp. Het symbool van een voetbalclub met Amsterdamse branie, voor niemand bang. Hij wil geen functie, geen standbeeld, niet het stadion naar hem vernoemd hebben. Hij wil niet de machtigste voetbalman van Nederland zijn, maar gewoon de club voetbaltechnisch redden. Opdat we ooit niet meer weggespeeld worden door Real Madrid. In vredesnaam Uri, waarom mag dat niet?

Ron Schiltmans