“Kan je cynisch zijn over iets waar je echt van houdt?” Deze zin las ik afgelopen vrijdag in Ajax Life, het 2-wekelijkse krantje van de Supportersvereniging Ajax en de woorden gonsden nog dagen door mijn hoofd. Het was de afsluitende tekst van een artikel over de manier waarop Vak410 en de rest van de ArenA vóór en tijdens de wedstrijd tegen Willem II hun onvrede over hun club hadden geuit. De liederen “we are the champions” en “op een slof en een oude voetbalschoen” hadden geklonken, op momenten dat daar niet bepaald reden voor was, want Ajax strompelde naar een moeizame 1-0 zege. De schrijver van het artikel vond “cynisme” erger dan “gelatenheid” en “naargeestige stilte”: dé kenmerken toch vaak van het ArenA-publiek. Zeker dit seizoen. Cynisme zou duiden op afstand en kilte. Ik schrok van die woorden, want ik ben op dit plekje internet al meermalen redelijk cynisch geweest. Volgens mij terecht.
Nou vind ik juist “gelatenheid” en “stilte” uitingen van: dit wordt niet meer beter, ik geef het op. Terwijl cynisme volgens mij een manier is om die- of datgene waar je van houdt eens extra te prikkelen. Met de hoop op verbetering. Ik heb dat thuis nog eens gechecked en gelukkig waren ze het er helemaal mee eens. Ze voegden er nog wel aan toe dat cynisme nooit te lang mag duren. Of dat een hint was heb ik nog niet durven vragen.
Ik was afgelopen zondag de laatste 20 minuten niet cynisch, maar vooral bijzonder blij met de 6-0 tegen het arme RBC. Blij voor Huntelaar, want ik had bij zijn komst gehoopt dat hij dit zou gaan doen. Blij voor Danny Blind, want die had ik dit seizoen helaas nog niet zien lachen. En bijzonder blij voor Martin van Geel, onze technisch directeur.
Deze aimabele Brabander mocht namelijk maandagavond opdraven bij Voetbal Insite en ik was vooraf zeer benieuwd of hij alle lastige vragen van Johan Derksen zou kunnen pareren. In de laatste VI werd van Geel al verweten alleen met en dankzij Co Adriaanse succesvol te zijn. Eerst bij Willem II en later nog eens bij AZ. Alhoewel ik er behoorlijk aan moet wennen dat een kaderlid van de Amsterdam Football Club Ajax een Brabantse tongval heeft, was ik zwaar onder de indruk van zijn optreden. Elke aanval werd met speels gemak gepareerd en er kwamen nooit ontwijkende antwoorden. Ik vond het alleen raar dat er niet of nauwelijks over het functioneren van de hoofdtrainer werd gesproken. Er werd slechts één keer gevraagd of van Geel nog achter zijn technische staf stond en het antwoord was simpel en niet voor doorvragen geschikt: “Volledig”. Daar kon meneer Derksen het mee doen. Maar er komt gelukkig geen Brabants provincieclubje in Amsterdam, want Joris Mathijsen en Wilfred Bouma zijn niet in beeld. Ik had vorige week zo’n bang vermoeden, maar we kunnen rustig weer slapen.
Deze week en op 14 maart nemen we voorlopig afscheid van de Champions League, want Internationale zal veel te sterk en zeker slimmer blijken te zijn. Dat is geen schande, want als je huurlingen als Toldo, Zanetti, Figo, Kily González, Obafemi Martins en Adriano op bezoek krijgt, dan mag je als jonge Ajacied best onder de indruk zijn. Ik benijd in deze weken dan ook zeker teammanager David Endt niet, want hij houdt al jarenlang van Ajax én Inter. Een rare combinatie, maar David kan prachtige verhalen schrijven over Italië en zijn Inter. Ik wil deze 2 laatste Champions League wedstrijden inhaleren en er van proberen te genieten. Inter zal Ajax laten spartelen en nét als de Amsterdammers denken dat er wat te halen valt, zullen ze toeslaan. Als échte Italianen, ook al hebben er maar 2 van de bovengenoemde spelers een Italiaans paspoort. Ik hoop dat op dat moment de video- of dvdrecorders van de Amsterdamse jonkies dat thuis zullen vastleggen. Zodat ze dit vaak terug kunnen zien en over 5 jaar oud en goed genoeg zijn om op gepaste wijze terug te slaan. Ik houd niet van wachten, maar wél als het op betere tijden is. En die zullen ongetwijfeld weer komen.
Er komt een dag dat het contract van de kledingsponsor afloopt en er komt een dag dat er dan iemand binnen Ajax roept dat dat contract niet verlengd mag worden. De ruzie tussen de broers Adolf (Adi) en Rudolph Dassler vlak na de tweede wereldoorlog heeft de wereld het mooie sportmerk PUMA gebracht. Het prachtig streeploze sportkledingmerk waarmee vooral de Afrikaanse landen op het komende WK indruk zullen maken. Ik kies buiten het veld altijd voor de underdog en het merk PUMA is, mede door de bikkelharde concurrentie met “grote broer” adidas, op sterven na dood geweest. Het wordt tijd voor een glorieuze terugkeer op ons legendarische rood en wit. Ajax Cape Town heeft het al. Er komt een dag dat de ArenA weer zal bruisen als een écht voetbalstadion, waar iedereen graag komt voor wéér een nieuw voetbalfeest. Er komt een dag dat we Europa opnieuw zullen veroveren met wervelend en weergaloos aanvallend voetbal. De zeven magere jaren zijn nu wel voorbij. Het is nu nog winter, maar het wordt altijd weer zomer.
Ron Schiltmans