Eto’opie


Dit jaar kozen we met het gezin voor een old school vakantie. Een busreis naar het voor ons nog volledig onbekende Italië. Achteraf een veilige keuze, aangezien vliegtuigen om uiteenlopende redenen de laatste tijd uit de lucht vallen. Dennis Bergkamp heeft gewoon groot gelijk. Maar ik moet eerlijk toegeven dat ik niet meer wist hoe oud zo’n busgezelschap vaak kan zijn. Oud. Het voelde nog net niet als een tripje van De Zonnebloem, maar die hoge gemiddelde leeftijd had ook zijn voordelen. Zo ging ik gewoon élke avond in de bus even met de pet rond, zogenaamd voor de chauffeur. Niemand wist dat de volgende dag nog. Zo bleef het vrij dure Italië voor ons toch nog lekker betaalbaar. Na tien dagen wilde ik bij het busverzamelpunt afscheid nemen van een ándere bus bejaarden, gewoon voor de gein om die twijfel te zien, maar mijn vrouw hield me gelukkig tegen. Dat doe je niet.

Die baldadigheid kwam een beetje door de verkeerde invloed van Zlatan Ibrahimovic. Die was mee geweest. Vele honderden kilometers deutsche Autobahn gleden onder mij door zonder dat ik er weet van had. Tientallen ongetwijfeld fraaie Duitse en Oostenrijkse Alpen heb ik helaas gemist dankzij het boeiende boek ‘Ik, Zlatan’. Een aanrader. Op de kaft noemt Henk Spaan hem een ‘onmogelijk mens’, dus mij verbaasde het niet dat ik gaandeweg het lezen steeds meer sympathie en respect voor de mens Ibrahimovic kreeg. Wie het boek las kijkt nooit meer hetzelfde naar de voetballer Zlatan en zijn weergaloze goals.

Als we Ibrahimovic tegenwoordig zien toveren, is het bijna niet voor te stellen dat dit fenomeen ooit bij Ajax rondliep. Ik weet nog hoe sommigen in mijn omgeving hem na een paar maanden al opgaven. Met Zlatan werd het nooit wat. Hij struikelde over zijn eigen stokken. Maar het slungelige boefje deed toen al onverwachte dingen met de bal. Bovendien was het een vechter. Pas toen iedereen overtuigd was van zijn kunnen, was het al te laat. Met een weergaloos doelpunt tegen NAC liet hij ons met open mond achter, om op andere Europese velden uit te groeien tot de wereldvoetballer die hij nu is. Geen belofte van zijn kant om ooit terug te keren. Dat doen de allergrootsten niet.

Ajax bracht vele talenten voort, waarvan sommigen niet konden wachten om in den vreemde zitvlees te kweken, terwijl anderen in het buitenland uitgroeiden tot wereldsterren. Andersom gebeurde niet vaak, wereldsterren die naar Ajax (terug)kwamen. Logisch ook, klein als Ajax internationaal meestal was en nu weer is. Alleen de namen van Johan Cruijff, Frank Rijkaard en Michael Laudrup schieten mij te binnen, terwijl ik dit schrijf. Bij de twee Nederlanders was er sprake van een glorieuze terugkeer, maar die kenden we dus al. De naam Laudrup had toen iets magisch. Iets onbereikbaars. Bij elke no-look pass wilde ik altijd even in mijn arm geknepen worden. Het was onwerkelijk, deze Deen in een Ajaxshirt.

En onwerkelijk is de naam Samuel Eto’o nu ook weer. Onbereikbaar zéker. Waar Laudrup achteraf liever via Ajax groot was geworden en die droom in omgekeerde volgorde nog even waar kwam maken, heeft Eto’o vooral zijn zaakwaarnemer aan zijn bankrekening laten werken. En dat is meer dan goed gelukt. Al gebruikt de vriendelijke Kameroener de rest van zijn leven elke winter dagelijks briefjes van 500 Euro om zijn open haard op te stoken, hij krijgt het geld niet op. Niemand voetbalt in Rusland voor zijn plezier, daar stond een leuke onkostenvergoeding tegenover. En privileges.

Ik vond het daarom zo schattig dat zijn naam ineens met Ajax in verband gebracht werd. Het smsje van Overmars aan Frank de Boer is inmiddels wereldberoemd en zondagmiddag zat een bijna volle ArenA als een klasje zenuwachtige kinderen hoopvol op Sinterklaas te wachten. ‘Hebben jullie hem al gezien, jongens en meisjes? Zullen we hem héél hard roepen?’ Het spel van Ajax liet het rustig toe om regelmatig even richting ereloge te loeren. Als een zeker waargenomen poema op de Veluwe gonsde zijn naam voorafgaand aan de wedstrijd over het internet. Hij was gespot! Maar er doken alleen wat vage foto’s in de sociale media op die van elke willekeurige Amsterdamse Surinamer konden zijn geweest. De zogenaamde Eto’o-spotters zitten nu bij Hans Anders stamelend vage letters op te lezen.

Het is de hunkering naar aantrekkelijk voetbal die de utopische roep om Eto’o voedt en begrijpelijk maakt. PEC Zwolle en Vitesse lieten alweer pijnlijk zien dat het ook dit seizoen niet als vanzelf zal gaan. Maar met het oneindige gebrei op links en rechts heb je zelfs aan Samuel Eto’o helemaal niks. Dat is ook lastig als je stelselmatig een linkspoot op rechts zet en andersom, dan vraag je er om. Dat is simpel op te lossen door Kishna te dwingen minimaal tachtig procent van de wedstrijd op links te blijven en iets minder voorzichtig met El Ghazi om te springen. De jongen is er klaar voor, Frank. Laat hem zeventig minuten lang ontelbare bruikbare voorzetten vanaf rechts geven, dan kan daarna Lasse Schöne een linie opschuiven. Daarmee wordt het voor Milik of Zivkovic moeilijker om níet te scoren en sluit ik niet uit dat zelfs Sigthórsson er dit seizoen gewoon vijftien in struikelt. En Samuel Eto’o? Het spijt me jongens en meisjes, maar die komt écht niet.

Ron Schiltmans